Pagina 63 van: Piloot en Vliegtuig Editie 08-2020

PILOOT EN VLIEGTUIG augustus 2020 63
een snel, tweemotorig vliegtuig voor korte afstanden met dertig passa-
giers, die via een intrekbare trap onder de staart aan boord gingen. Deze
Convair Model 110 voltooide op 8 juli 1946 haar eerste vlucht en toon-
de uiterlijk grote overeenkomst met de Martin 2-0-2.
Convair 240
Maar al snel bleek dat alleen een 40-zitter met een drukcabine kans
maakte op bestellingen van de luchtvaartmaatschappijen. Meteen ging
men aan de slag met het ontwerpen van een geheel nieuw vliegtuig; de
Convair 240. Dezelfde P&W Double Wasp-motoren gaven nu via dubbe-
le straalpijpen aan de achterkant van de motoren extra stuwdruk. Hier-
door werd de snelheid met ± 20 km/h verhoogd. Een prototype werd
niet gebouwd, want alle Convairliners werden van meet af aan als serie-
machines in dienst genomen.
De eerste Convair 240 koos op 16 maart 1947 voor het eerst het lucht-
ruim. De 240 was primair bestemd voor zeer frequente lijndiensten op kor-
te afstanden. american airlines plaatste een bestelling voor honderd vliegtui-
gen, later gereduceerd tot 75. al snel volgden andere maatschappijen, zoals
Pan american, Western airlines en KLM. Vanwege de steile starteigenschap-
pen kon Model 240, evenals trouwens de Martin 2-0-2, uitstekend vanaf
kleine vliegvelden met eenvoudige passagiersfaciliteiten worden gebruikt.
voorUitstrevenDe ConstrUCtie
Bij een vrij conventionele constructie vertoonde de Convairliner diverse
nieuwe technieken, die in sommige gevallen baanbrekend waren. Zo
was bij de vleugelconstructie bewust gekozen voor de toepassing van
twee hoofdliggers. toentertijd werd gewoonlijk één vleugelligger toege-
past, die in geval van vermoeiingsbreuk in zijn geheel moest worden
vervangen. twee liggers gaven het voordeel dat periodieke vervanging
vrijwel uitgesloten was.
Het vleugelmiddenstuk vormde één geheel met de rompcabinesectie
en liep voorbij de motorgondels tot aan de binnenzijde van de ailerons.
Vanaf de vleugelwortels waren hydraulisch bediende Fowler-kleppen tot
aan de buitenkanten van het vleugelmiddenstuk geprojecteerd.
aerodynamische effi ciëntie werd bereikt door onder meer de twee Dou-
ble Wasp-motoren te voorzien van een nauwsluitende motorbekapping
zonder koelkieuwen. De ingezogen koellucht werd, na de cilinderblok-
ken te zijn gepasseerd, via een venturi samen met de uitlaatgassen door
straalpijpen afgevoerd. Een nadeel van dit vernuftige hulp-straalaggregaat
was dat het overmatige geluidsoverlast produceerde, die ter plaatse in
de cabine voor de passagiers vrij hinderlijk was. Kenmerkend waren ook
de driebladige hydraulisch bediende propellers met afgeknotte bladen
en omkeerbare spoed.
interieUroPties
Op 16 maart 1947 voltooide het prototype NX90849 zijn doopvlucht.
Met een kruissnelheid van 430 km/h op 5.000 m en een bereik tot
maximaal 1.600 km bleek het bij de luchtvaartmaatschappijen, als aan-
vulling op de juist verschenen DC-6 en Constellation, uitstekend in de
vloten te passen. aan de hand van vier basisinterieurs en deur- en pan-
trylocaties was de fabriek in staat aan de meest uiteenlopende klantei-
sen te voldoen. Na afl oop van een uitgebreid testprogramma werd op 7
december 1948 het luchtwaardigheidsbewijs voor de Convair 240 afge-
geven. De fabriek had toen al een aanzienlijk aantal orders in portefeuil-
le.
Hoewel de Martin 2-0-2 zich als een zware concurrent ontpopte, werd
de CV-240 niettemin zowel in binnen- als buitenland goed verkocht. In
oktober 1950 werd het 177e en laatste serietoestel gebouwd. De fa-
briek had daarmee twintig verschillende klantversies van de Model 240
afgeleverd. Daarna volgden nog bestellingen van de amerikaanse lucht-
Bijschrift
??
? ?
??
??
De toegankelijke motor van de Convair.De eerste Convair 240.
Convair 340 van KLM.Het ingenieuze uitlaatsysteem.
62-63-64-65_convair.indd 63 21-07-20 13:23